Superkort verhaal over een botsing met een man op straat.
Lieve lezer,
Mijn vader stuurde me gister een lange app met een vraag die hij in slechts vier woorden had kunnen stellen: ‘Kom je zaterdag langs?’ Het bericht had verder weinig inhoud en ik wond me erover op omdat nergens een vraag stond zoals: ‘Neem je jouw plus-een mee?’ Hij durfde het niet te vragen omdat we dan in een gesprek terecht konden komen over mijn seksualiteit. Zonder te antwoorden stopte ik mijn mobiel weg en keek ik op.
Op dat moment stak een man de straat over. In pak, met een ringbaardje en een afwezige blik die zakenmensen hebben als ze hun laptop dichtgeklapt achterlaten. Ik staarde naar hem zonder me er bewust van te zijn. Ik vond hem knapper, aantrekkelijker en eerlijker dan ik ooit zelf was geweest. Waarschijnlijk kwam dat doordat (zoals James Baldwin zou schrijven) hij zijn heteroseksualiteit even vanzelfsprekend droeg als zijn colbert.
En al was hij tientallen meters verderop, het leek alsof ik de melk kon ruiken die zijn kind vanochtend op zijn pak had gemorst, waarna hij snauwend het meisje naar zijn vrouw had geschoven en zijn kleding had verwisseld. Ik wist welk merk bier hij aan het einde van de week zou drinken op de vrijmibo en hoe hij tijdens een monoloog geen ruimte voor anderen open liet omdat hij liever niet met (maar tegen) zijn collega’s sprak. Ik wist dat hij hetzelfde merk sigaretten rookte als mijn vader en dat hij alleen tijdens zijn studententijd uit liefde met zijn vrouw vree. Nu moesten ze ervoor naar Parijs en zelfs dan dronken ze eerst twee flessen wijn.
Onze blikken kruisten en hij keek mij minachtend aan alsof hij mijn verwarring kon lezen. Natuurlijk keek hij met dezelfde walging als de avond ervoor, toen hij de monoloog van zijn vrouw moest aanhoren die tetterde over de vriendjes van hun dochter. Als ik was blijven kijken, had hij me vastgegrepen en was er uit zijn vanzelfsprekendheid een ‘wat moet je?’ ontsnapt.
Ik schrok en draaide me om, botste daarbij tegen een ouder persoon aan, waarna ik vergat sorry te zeggen. De zakenman was me slechts per ongeluk opgevallen. Waarom had hij me zo afwijzend aangekeken toen ik hem iets te lang aanstaarde? Ik ben inmiddels te oud om te denken dat het te maken heeft met mijn manier van lopen, of mijn kapsel. Maar toch, tóch, weet ik dat die zakenman iets in mijn onbewaakte ogen had ontdekt: jaloezie.
Lieve groet,
Jochum Veenstra (hij/hem)
hoofdredacteur