De laatste brief van Ettie ontroerde me. Ik besloot een brief terug te sturen en verder in te gaan op excuses, ouders en wat het betekent om zowel een cis-man én queer te zijn.
Hoi Ettie,
Eén kleine opmerking raakte me meer dan je misschien verwacht. Je schrijft dat je ouders naar jouw idee queer zijn hoewel ze cisgender zijn en je moeder biseksueel is. Dat jij zo liefdevol naar je ouders kan kijken ontroert me.
Natuurlijk keek ik vroeger, zoals elk kind, ook tegen mijn ouders op. En in mijn geval keek ik speciaal tegen mijn moeder op. Haar sociale betrokkenheid vond ik vooral erg gaaf. Wat leek ze vrijgevochten.
Toen ging ik een scriptie schrijven over haar en haar feministische vriendinnen uit de jaren tachtig onder de titel Feminisme in de Nederlandse uitgeverijen. Nu denk ik: was ik maar nooit in die geschiedenis gedoken. Had ik maar in de waan kunnen leven dat die vrouwen voor vrijheid streden van álle genders.
In je brief ga je ervan uit dat mijn moeder, door haar feminisme, vrij dacht over gender. Maar ze was allesbehalve vrij in haar denken daarover. Vol schaamte schrijf ik je de volgende regel: mijn moeder was er trots op dat ze transvrouwen uit lesbische clubs jaagde. Als kind begreep ik niet waar haar trots vandaan kwam en liet ik het langs me heen glijden; later maakte ik weleens een kritische opmerking zonder fel te worden. Wanneer ze het nu nog een keer zou zeggen, zou ik dan ruziemaken? Nee, ik vind het beter om haar grootste angst in te zetten. Ik zou ervoor zorgen dat er zo veel mogelijk afstand tussen ons ontstaat en haar nooit meer op zoeken.
Na het schrijven van mijn scriptie, en nadat ze het gelezen had, zei ze tijdens een etentje dat ze wilde terugkomen op wat zij en haar vriendinnen hadden gedaan en gaf ze toe dat haar agressie naar vrouwen met een transgender achtergrond niet goed was geweest. Het was een excuus in een klein restaurant. Ik was er alleen met mijn vader en mijn vriendin.
In de nacht die volgde moest ik huilen. Ik begreep niet waarom haar excuus mij zo erg raakte. Waarom zou ik, een cisman, zoveel waarde hechten aan een uitspraak die ze deed over een intersectie die ik niet had? Inmiddels denk ik het te weten. Dat excuus over personen met een transgender identiteit is een concreet excuus dat voor mij veel groter is dan zomaar een excuus. Ik hoorde als man mijn hele jeugd betogen over hoe mannen vrouwen beperken. Haar ‘kritiek’ internaliserende ik en haar mannenhaat nam ik over. Ik veracht mannen net zo erg als zij mannen veracht en tegelijkertijd identificeer ik me als man. Wat maakt mij dat?
Vaak hoor ik mensen zeggen: gelukkig weet je door je moeder veel over het kwaad dat vrouwen wordt aangedaan. Ik deel die gedachte niet. Haar ‘kennis’ is geen weten; ze heeft haar trauma op mij overgedragen. Ik leef haar haat jegens mannen – dat is niet slechts een intellectueel idee.
Bijvoorbeeld, laatst schoot ik vol toen een van de tekstchefs van Hard//hoofd een uitspraak van de directeur van de Balie in de krant voorlas. Ik kon alleen maar denken zoals mijn moeder: directeurtje, zie je niet wat je doet? Waarom stel je je zo macho op? Waarom kan je niet kwetsbaar zijn? Wat denken die personen van Hard//hoofd om mij heen. Denken ze dat ik je begrijp, dat ik je hardheid steun, omdat ik net als jij een man ben? Jij bent een prominente (zogenaamd progressieve) man in Amsterdam en met vergelijkbare labels identificeer ik mij. Waarom moet ik me voor jou schamen?
‘Wat een klootzak,’ gromde ik instemmend en niemand leek aan mijn afkeer te twijfelen. Toch heb ik het nog een paar keer herhaald. Want geloofden ze mij echt? Ik was toch een man? In mij zagen ze hem toch?
Want ja, nu denk ik, aan wie was mijn afkeer eigenlijk gericht? Alleen aan die directeur? Aan dit soort mannen in het algemeen? Aan mezelf? Kon ik op die laatste vraag maar een eenduidig ‘nee’ formuleren.
Ettie, ik word vaak weggezet als man en dat trekt aan me, want ik voel me een man én ik kan me niet vinden in het beeld van de man. Zolang er mensen bestaan zoals ik, die iedere dag tot hun gender worden gebombardeerd, heeft het weinig zin om niet boos te zijn. Een vorige generatie heeft veel voor ons mogen bepalen; mogen wij op een gegeven moment ook onze plek innemen en aan hen vragen of ze zich aan ons aanpassen?
Lieve groet,
Jochum
In antwoord op deze brief schreef Ettie het volgende: Ook boze mensen kunnen kwetsbaar zijn
Hoi Jochum,
Je brief raakte me. Het beeld van een huilende Jochum, van het gevoel van geen man willen zijn, niet zoals mannen nu zichzelf neerzetten en worden neergezet. Het beeld van je moeder in een klein restaurant die haar excuses aanbiedt.
Het is, door het lezen van deze brief, alsof ik je eindelijk begrijp. Net zoals dat ik me vroeger niet in het hokje vrouw thuis voelde, begrijp ik nu dat het hokje man op dit moment ook geen fijne plek is. De kwetsbaarheid die je toonde is iets krachtigs.
Terugkomend op jouw brief waarmee deze uitwisseling begon: die vriend, die op dat podium zijn verhaal vertelde, dat was ook iets ultiem kwetsbaars, en daarmee iets krachtigs.
Eerder schreef je over liefdevolle boosheid, maar is woede niet gewoon een verhulling van verdriet? Ik zou niet willen dat ik boos word op een oudere generatie. Ik zou willen dat we kwetsbaar durven zijn. Dat we sorry durven zeggen, net zoals jouw moeder dat durfde. Boos zijn is gericht op iemand anders, een verwijt naar wat diegene wel of niet fout gedaan heeft. Maar op wie moeten we boos zijn als het om genderidentiteit gaat? Kunnen we wel losse personen aanwijzen die iets fout hebben gedaan, of gaat het hier om iets groters, om een maatschappijbeeld dat veranderd moet worden? Het uiten van verdriet is daarentegen niet gericht aan een ander, het is gericht op jezelf, op datgene wat je dwars zit, op het probleem. Het is het vertellen dat je moest huilen, of dat je je geen man voelt, of het is het op een podium je verhaal durven vertellen. Dát is waar de echte veranderingen voor mij plaatsvinden. Omdat ik weet: ook boze mensen kunnen kwetsbaar zijn.
(Een paar uur later.)
Ik kom net terug van een avond waarbij kunstenaar Julius Thissen geïnterviewd werd. Hij vertelde over het werk dat hij had gemaakt, dat vraagtekens zette bij hoe transmensen gepresenteerd worden in de (kunst)wereld. Hij was kwetsbaar in dat gesprek, werd op een gegeven moment emotioneel. Ook dat raakte me. Dat was het moment waarop ik de zaal rondkeek en ik dacht: misschien heb je toch gelijk. Want welke mensen zitten hier in deze zaal naar dit verhaal te luisteren? Het zijn mensen die het verhaal al kennen, er al over gehoord hebben. Het zijn niet de mensen die er nog niet vanaf weten, of er zelfs op tegen zijn.
Net zoals ik een tijdje geleden als aanmoediging langs de A12 stond en met bewondering keek naar de mensen die daar op de snelweg zaten. Tijdens een informatieavond van Extinction Rebellion werd uitgelegd dat het in de geschiedenis te vaak zo is gegaan: mensen vinden het, als je ergens radicaal voor protesteert, eerst belachelijk wat je aan het doen bent, maar langzaamaan slaat die frustratie om in begrip. Zonder woede geen aandacht voor de kwetsbare verhalen. Net zoals ik een urgentie voelde om antwoord te geven op jouw brief omdat jouw boosheid mij triggerde. Ik zou vast geen mail hebben geschreven als je niet die boosheid had geuit. Je frustreert me met je boosheid, misschien wel net zoals mensen gefrustreerd raken van het activisme van Extinction Rebellion. Maar die frustratie slaat om in begrip nu ik je gehoord heb, nu ik het verdriet en het verhaal van je boosheid ken.
Ik ben alleen bang voor die boosheid. Alsof je alleen met boosheid gehoord wordt. Ik ben bang voor een wie-het-hardste-schreeuwt-scenario, waarin we met zijn allen naar elkaar schreeuwen en er niemand meer blijkt te luisteren.
We kunnen zeggen: de mensen (of andere entiteiten) die onrecht zijn aangedaan zouden boos moeten worden, maar we kunnen ook zeggen: we moeten beter leren luisteren naar de mensen (of andere entiteiten) die onrecht zijn aangedaan. Ik wil deze brief dan ook afsluiten met de wens dat luisteren als daad serieus wordt genomen. Of zoals in het boek Oefeningen voor een waterige politiek, van de Ambassade van de Noordzee, staat: ‘Het idee dat luisteren passief en spreken actief zou zijn is heel hardnekkig, wijdverbreid en kwalijk.’ Er zit een waardeoordeel in verstopt: spreken is beter dan luisteren, want handelen is beter dan stilzitten. We moeten het belang van actief luisteren niet onderschatten, want luisteren is de eerste voorwaarde voor verantwoordelijkheid.
We zouden moeten leren luisteren zoals we ook op school leren om presentaties te geven, zoals we ook leren te spreken en te schrijven. Ook voor mij valt er nog te oefenen in luisteren, zo denk ik. Ik had in deze briefwisseling telkens de neiging om mijn gelijk te halen. Bij luisteren gaat het niet om je gelijk halen, het gaat om de ander willen begrijpen. Mijn voornemen is: ik wil actief (leren) luisteren. Ik vond het fijn om (een poging te doen) naar je te luisteren, Jochum.
Liefs,
Ettie
Dit was de laatste brief in de briefwisseling tussen Ettie en Jochum.