Menu

‘Is uitersten bij elkaar brengen wel het ultieme doel van mijn vak?’ – Lara Staal

Onderwerpen: Curator, intersectioneel feminisme, rol van de kunstenaar, theatermaker.

Hoe kan een kunstenaar de dialoog in de samenleving bevorderen? Kunstenaars uit verschillende disciplines beantwoorden die vraag. In deze aflevering Lara Staal die als curator, theatermaker, onderzoeker en schrijver verbonden is aan de masteropleiding van de Amsterdamse Hogeschool van de Kunsten en NTGent.

Met een bordje op schoot logt Lara Staal in op het Zoom-gesprek. Ze heeft niet kunnen lunchen omdat de deadline voor een speech nadert. Het introductiepraatje waaraan ze werkt moet zoveel mogelijk recht doen aan de verschillende sprekers bij een programma over milieuactivisme.
Staal is een curator in het theater, een beroep dat sinds een decennium een opmars maakt, en zich bevindt tussen een programmeur, iemand die alleen de agenda vult, en een kunstenaar, iemand die met een visie mensen bij elkaar brengt rond een centraal thema. Ze wil het theater midden in de maatschappij plaatsen en daarom zijn de voorstellingen die ze opneemt in haar programma’s slechts een onderdeel van een groter geheel. Ze experimenteert met verschillende formats waarin academici, politici en kunstenaars met elkaar in debat gaan.

Hoe ben je begonnen?

“Frascati Theater in Amsterdam nodigde me in 2013 uit voor het maken van een programma rond de voorstelling The International Criminal Court van Gintersdorfer/Klaßen. Vervolgens kwam ik als programmeur vast in dienst en kreeg ik de kans om via thematische programma’s theatermakers te koppelen aan mensen uit andere domeinen. Als ik erop terugkijk begon het met veel te veel saaie wittemannenpanels, maar werd het steeds inclusiever.
Toch voelde ik dat ik binnen die organisatie al snel aan een grens zat van wat ik kon organiseren. Zo wilde ik bijvoorbeeld zelf discussies modereren maar de organisatie van Frascati had daar twijfels over. Er heerste nog het idee dat de programmeur niet het gezicht van de organisatie mocht zijn. De programmeur was zogenaamd neutraal. Het gezicht worden zou de ruimte ontnemen van regisseurs en acteurs. Ik zei: maar wij hebben de macht. Wij selecteren, maken keuzes en geven feedback. Je moet aanspreekbaar zijn voor het publiek, de stad waarin het theater staat en de makers die je kiest. Je moet kleur bekennen.”

Wanneer ben jij bij het festival gekomen?

“In 2015 organiseerde ik Out of State bij Frascati over het vluchtelingenbeleid waarin onder andere de voorstelling Labyrinth was opgenomen van Nicolas Stehman. Samen met Stehman, We Are Here (een groep vluchtelingen in Amsterdam die vanuit de Nederlandse overheid geen onderdak kreeg maar ook niet mocht werken en dus op straat moest leven red.) en Here to Support ensceneerden we een tekst die geschreven was door Yoonis Osman Nuur, toentertijd een van de representanten van We Are Here. Door de tekst te laten regisseren door een regisseur met internationale status konden we We Are Here als gemeenschap versterken. Tegelijkertijd was er ook veel mis met dat programma. In een gesprek dat ik met Clairy Polak modereerde was onder andere Dilan Yeşilgöz-Zegerius van de VVD aanwezig. Als echte politicus wist zij kundig alle problemen te ontwijken. Na een uur zei Polak: ‘Dan gaan we nu naar een stukje toneel kijken’. Theatermaker Saman Amini werd woedend: ‘Een stúkje toneel? Wij hebben fucking een uur naar jullie moeten luisteren en nu bepaal ik het verhaal.’
Zeker op dat moment was de debatcultuur in Nederland nog heel erg: ‘We hebben verschillende meningen en die mogen best provocerend zijn: vrijheid van meningsuiting is een groot goed.’ We waren nog niet op het punt dat je zegt: ‘Maar wacht, sommigen hebben veel meer ruimte dan anderen.’
De woede van Saman Amini was nog om een andere reden terecht. Yeşilgöz-Zegerius was alleen gekomen op voorwaarde dat er geen vluchtelingen bij haar aan tafel zouden zitten. Het was een typisch voorbeeld van dehumanisering. De confrontatie met een vluchteling zou tot emotie leiden, terwijl er werd gevonden dat een politiek debat rationeel moest zijn.
Door die woede van Amini vroeg ik me af of ik wel op de goede weg zat. Is het bij elkaar brengen van verschillende uitersten wel het ultieme doel van mijn vak? Kan mijn werk ook gaan over het supporten, uitbreiden en versterken van een gemeenschap die er al is?”

Hoe ziet een programma eruit dat min of meer voor gelijkgestemden is?

“De speech die ik momenteel schrijf is voor Despair is Too Easy (dit was een programma op 5 november 2022 in Gent red.). We willen de Waalse en Vlaamse gemeenschap rond de klimaatcrisis bijeenbrengen; het gesprek aanscherpen en voeden. Hoofdvraag is: hoe kan je mensen blijven mobiliseren terwijl we dagelijks kunnen zien dat het beleid veel te traag en technocratisch reageert?
Om voornamelijk twee redenen zijn projecten als dit belangrijk. Allereerst gaat het om vieren van een gemeenschap van min of meer gelijkgestemden. Tegelijkertijd moeten we de eensgezindheid in zo’n groep ook niet overschatten en kritisch naar elkaar blijven. Bijvoorbeeld: de uitspraken van een witte cis-man die onderzoek doet in Afrika naar klimaatvluchtelingen kunnen agressief en problematisch zijn voor bijvoorbeeld een non-binaire activist met een migratieachtergrond die ook aan de milieubeweging deelneemt. We kunnen elkaar onderwijzen, en niet alleen om te leren maar ook om ervoor te zorgen dat we voor dezelfde dingen blijven strijden. Aan de andere kant kan een non-binaire activist door het bij elkaar brengen van een tijdelijke gemeenschap wellicht ervaren dat er misschien minder fragmentering en verschil is dan hen in het dagelijks leven ervaart.
Ten tweede is klimaat-, inclusiviteits- en diversiteitsactivisme een burn-outsector. We worden voortdurend geconfronteerd met het feit dat we niet zo hard gaan als we zouden moeten gaan en dat we niet zoveel invloed kunnen uitoefenen als we willen. Er zijn zoveel machtige factoren om ons heen die het gevoel kunnen geven dat je machteloos bent. Ik denk dat mijn programma hoop geeft en in elk geval iets kan zijn waardoor je even niet alleen bent. En, ik parafraseer Rebecca Solnit’s Hope in the dark: het gaat niet over succes, het gaat er niet over dat jij degene bent die een revolutie kan ontketenen. Het gaat over het dagelijkse onzichtbare grondwerk zodat we klaar staan als het momentum daar is. Zodat we dan gezamenlijk een revolutie op gang kunnen brengen.”