Tjeerd de Jong (1979) is voorzitter van het bestuur van Stichting De Linker Wang, de tegenhanger van de Banning Vereniging bij GroenLinks. Vanuit welke waarden wordt De Linker Wang bestuurd, welke positie ziet hij voor een levensovertuigingsstichting in een links politiek orgaan, en waarom werd hij tot GroenLinks aangetrokken en verliet hij het CDA?
Een paar jaar geleden richtte Tjeerd de Jong samen met de Evangelische Kerk in Scheveningen een kidsclub en een mannennetwerk op. Het netwerk biedt, naast buitenactiviteiten, een plek voor mannen met verschillende achtergronden om het gesprek aan te gaan over wat hen bezighoudt, wat zij belangrijk vinden en wat hen drijft. “Maar verder is het lekker lol maken en een lekker biertje drinken.”
Het mannennetwerk is tekenend voor wie De Jong is en hoe religie en sociale betrokkenheid onderdeel zijn van zijn leven. Hij kreeg die levensfilosofie mee in een gezin dat naar de Evangelische kerk ging. Zijn ouders verkochten producten aan huis met het Max Havelaar-keurmerk. Ook boden zij af en toe een crisisplek voor kinderen. De Jong herinnert zich hoe hij wel eens wakker werd en een vreemde in de badkamer aantrof die via een christelijke kindertelefoon in hun huis opvang had gevonden. Vanuit die achtergrond was het logisch om bij een christelijke partij actief te worden en hij werd lid van de jongerenafdeling van het CDA toen hij in Utrecht milieuwetenschappen ging studeren. Na de moord op Pim Fortuyn in 2002 verrechtste die partij. Vrienden dachten dat hij eindelijk het juiste pad op zou gaan en bij de ChristenUnie zou komen. Dat deed hij niet: het werd GroenLinks.
Waarom was je eerste keuze het CDA en sloot je uiteindelijk aan bij GroenLinks?
“Ik zeg altijd: ik ben niet weggegaan bij het CDA, maar het CDA is weggegaan bij mij. Toen ik lid werd rond het millennium, zat het CDA in de oppositie van de paarse kabinetten. Er was aandacht voor zorg en minima, maar toen de partij merkte dat er kansen op rechts lagen, heeft ze die standpunten verlaten. Law-and-orderbeleid werd belangrijk en het rook naar spruitjeslucht. Nu pas bij Pieter Omtzigt zie je iets van het oude christelijke sociaal denken terug.
De moord op Pim Fortuyn was voor mij een wake-upcall. Ik vond dat ik moest kiezen voor mijn principes. Bij de ChristenUnie leken ze zich altijd enorm druk te maken over micro-ethische zaken op het gebied van abortus en euthanasie – om dat nou de kern van de politiek te maken. Ik wilde me inzetten voor een partij die zorgt voor het kwetsbare, zorgt voor sociale gerechtigheid en zorg wil dragen voor de schepping. Ik ben bij de lokale afdeling van GroenLinks in Utrecht actief geworden en op een bepaald moment toegetreden tot het afdelingsbestuur.
Na een aantal jaar verhuisde ik met mijn gezin naar Voorburg. Daar was de lokale politiek heel anders. In Utrecht waren we net de grootste partij geworden, maar in Voorburg was de partij zo klein dat het bestuur nog helemaal niet met concrete voorstellen bezig was. Bij een kadertraining van GroenLinks gaf Ruard Ganzevoort, de oud-voorzitter van De Linker Wang, een toespraak. Het beviel me hoe hij politiek bedreef. Ook zijn achtergrond, de religieuze wortels, spraken me aan. (Lees meer over Ganzevoort in het vorige nummer, red.) Via iemand anders die ik ook in het bestuur kende, ben ik uiteindelijk de stichting ingestapt.”
Je zegt dat je je wilde inzetten voor een partij die ‘zorg voor de schepping’ droeg. Ik zou die woordkeus niet uit het GroenLinks-programma halen. Vond je dat aan het begin niet moeilijk, dat die partij een veel seculierdere woordkeus bezigde?
“Nee, want ik vind niet dat je politiek moet voeren met de Bijbel in de hand. Het christelijke heilige boek inspireert mij, maar voor anderen kunnen dat andere boeken zijn; bij De Linker Wang zitten ook mensen met andere levensovertuigingen. Zo’n geschrift voedt je waarden en principes. Het geeft een grondtoon in het leven. Maar in het maatschappelijk verkeer vertaal je dat in termen die daarbij passen. Dus voor mij is er geen verschil tussen zorg voor de schepping en zorg voor de aarde. Het één is een gelovige uitspraak, het andere is een seculiere politieke uitspraak. Voor mij is de kern van de politiek niet de woorden maar de drijfveer en het ideaal.”
Neem je jouw achtergrond mee in je voorzitterschap van De Linker Wang en hoe functioneert de organisatie op dit moment in verhouding tot GroenLinks?
“De bestuurders van De Linker Wang zijn als het ware het organisatorisch hart. Zij zetten de strategie uit, zorgen voor de organisatie en de meetings. Daarnaast hebben we een redactie die zich buigt over het magazine. Onze achterban, die allemaal het magazine ontvangen, telt zo’n 400 tot 450 abonnees. Iedereen is welkom, of ze nu evangelisch, moslim, boeddhist, humanist of volledig atheïst zijn. Door het verleden ligt het zwaartepunt in de achterban wel bij mensen die uit de protestants-christelijke kerk komen.
Binnen de moederpartij GroenLinks opereren we onafhankelijk en we hebben als De Linker Wang de status opgebouwd van een landelijk netwerk. Ik zie ons graag als een denktank waarbij we met name kijken naar thema’s die liggen op het snijvlak van levensbeschouwing, religie en politiek. Het recentste thema waar we aandacht voor vroegen was waardegedreven politiek. Eerder was bijvoorbeeld de voltooid-leven-discussie een thema.”
In hoeverre wil jij dat De Linker Wang invloed heeft op GroenLinks met de thema’s die jullie aansnijden?
“Als je wilt dat een thema een gesprek wordt binnen de partij, dan moet je het als denktank agenderen en als het opgepakt wordt door de moederpartij het thema ook doorgeven en loslaten. Bij ons is het proces belangrijker dan het precieze eindresultaat. Bijvoorbeeld onder het thema ‘waardegedreven politiek’ hadden we aangegeven dat volgens ons een technocratische benadering in Den Haag heerste. Daarom organiseerden we daarover een gesprek en lieten we GroenLinks-Kamerlid Corinne Ellemeet een lezing geven.
Uiteindelijk is het moeilijk om precies te zien wat onze invloed is geweest. Toch zie ik in het programma van GroenLinks-PvdA veel terug van de discussies die op ons initiatief werden gevoerd. Dat is voor mij de rol van denktank.
Een nieuw onderwerp waar we ons op richten is wat data met de mens doet en hoe je dat moet reguleren. We vragen ons af hoe het ons mensbeeld en menszijn stuurt. Zo’n vraag past bij ons omdat we thema’s kiezen met een filosofische, ethische invalshoek.”
Nu de samenwerking tussen PvdA en GroenLinks intensiveert, zouden De Linker Wang en de Banning Vereniging ook meer samen kunnen doen. Hoe kijk je daar tegenaan?
“Bij het congres in Rotterdam afgelopen najaar hadden we een gezamenlijke kraam. Aan de ene kant is de samenwerking vanzelfsprekend en zie ik natuurlijk overeenkomsten. We zijn met dezelfde dingen bezig: levensbeschouwing en waardegedreven politiek. Ook stemden onze moederpartijen ongeveer hetzelfde in de Kamer. Wat ik wel merk is dat de oorsprong behoorlijk verschillend is. En als je verkering hebt, dan moet je niet direct in het huwelijksbootje stappen, zeg ik altijd. Dus laten we elkaar eerst verkennen en ontdekken. Wij hoeven niet aan machtsvorming te doen, dus we hebben geen haast. Ons soort stichtingen bestaan niet omwille van het bestaan en ik vind GroenLinks een mooiere partij met De Linker Wang dan zonder. Daarvoor heb ik me ingezet en er liggen mooie kansen voor een eventuele samenwerking.”